Kampie.info

Reisverslag Marokko



Dra Vallei

De Dra-vallei bestaat uit zes opeenvolgende oasen. Deze oasen bestaan dankzij het water van de Dra-rivier. De oasen zijn achtereenvolgens; Mezguita (rondom Agdz), Tinzouline (rondom Zagora), Fezeouata (rondom Tamgrout), Ktawa (rondom Tagounite) en Mhamid.

De afstand van Ouarzazata naar Zagora, de belangrijkste plaats in de vallei, is 165 kilometer. Het eerste deel daarvan loopt door de Jbel Saghro, een niet hoog maar wel moeilijk te doorkruisen gebergte. Het is niet zozeer het verlijf in Zagora, maar de tocht ernaartoe wat de Dra-vallei een bezoek waard maakt. Zagora kan vanwege de goede accommodatie dienen als uitvalsbasis.

De geschiedenis

Al lang voor het begin van de christelijke jaartelling werd de Dra-vallei bewoond door mensen die zich in de 1ste eeuw na Christus bekeerd zouden hebben tot het christendom. Omstreeks dezelfde periode vestigden zich rondom Zagora ook joodse gemeenschappen. Een christelijk en joods koninkrijk met als zetel de Jbel Zagora wisselden elkaar af in de eeuwen voorafgaand aan de komst van nomaden uit het zuiden. De eerste moslims in deze streek waren kharejieten, maar vanaf de 10de eeuw kreeg het orthodoxe geloof de overhand. Tot na 1956 hebben joden zich in de vallei gehandhaafd. Velen onder hen waren rondreizende zilversmeden en leerbewerkers.

De Dra-rivier werd rond het begin van de christelijke jaartelling de 'olijvenrivier' genoemd, wat duidt op de betekenis van de verbouw van olijven. Nu wordt de vallei gedomineerd door de verbouw van dadelpalmen. In de vallei staat een vijfde van het totale aantal dadelpalmen in Marokko. Een ander bron van inkomsten was tot in de 20ste eeuw de karavaanhandel. Al in de 10de eeuw werd de vallei opgenomen in de karavaanroute naar Timboektoe. Het was vanuit de Dra-vallei dat in de 16de eeuw de Saadiërs heel Marokko veroverden. In de 17de eeuw was het de zawiya van Tamgrout die vanuit de vallei een invloedrijke positie in heel zuidelijk Marokko verwierf.

Vanaf de 18de eeuw drongen de veehouders waarmee de bewoners van de Dra-vallei handel dreven, zich steeds meer op. In ruil voor bescherming gingen zij een deel van de oogst van de landbouwers eisen en uiteindelijk vestigden zij zich ook in de oasen. Vooral in de Aït Atta, een confederatie van een vijftal stammen die hun vee lieten grazen rondom de Jbel Saghro, kreeg de overhand in de vallei. In het begin van de 20ste eeuw strekte het 'grondgebied' van de Aït Atta zich uit van de Dra-vallei tot de Talifalt. De eenheid tussen de verschillende stammen was broos. Vlak voor de komst van de Fransen woede er een ware oorlog tussen de verschillende stammen om de rechten op de oasedorpen. De landbouwers waren hiervan de dupe. De Fransen 'pacificeerden' het gebied, onder nadere door enkele ksoer te bombarderen.

De oude lemen ksoer liggen bijna zonder uitzondering van de weg af aan de rivier of te midden van de palmentuinen. De Fransen stichtten nieuwe centra buiten de oasen en langs de wegen. Na de onafhankelijkheid in 1956 kropen de bewoners uit hun schulp. De oude ksoer werden in toenemende mate verlaten voor nieuwe woningen buiten de muren. Enkele ksoer worden tegenwoordig door de overheid regelmatig hersteld om de mooiste exemplaren van de leemarchitectuur te behouden.